21 MAART 2025 CONVERGENCE AND DIVERGENCE

Dit promotieonderzoek gaat over de overlap tussen Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en
Aandachtstekort-/Hyperactiviteitsstoornis (ADHD). Er zijn namelijk verschillende gelijkenissen te ontdekken tussen deze classificaties. Zo kunnen schoolgaande kinderen met ASS en met ADHD dezelfde soort symptomen ontwikkelen, waardoor zij en (en hun ouders) dezelfde soorten problemen ervaren. Ook komen ASS en ADHD vaak samen voor bij schoolgaande kinderen. Bovendien lijken ASS en ADHD beide erfelijk te zijn, gerelateerd te worden aan dezelfde risicofactoren en gelinkt te worden aan soortgelijke onderliggende mechanismen. Dit roept de vraag op of het wel relevant is om onderscheid te maken tussen ASS en ADHD bij schoolgaande kinderen. Het doel van dit proefschrift was daarom om een beter inzicht te verkrijgen in de verschillen tussen (ouders van) schoolgaande kinderen met ASS en (ouders van) schoolgaande kinderen met ADHD met betrekking tot de symptomen die zij laten zien en de behandelingen die zij hebben gevolgd. Daarnaast werd een subschaal ontwikkeld en gevalideerd – bestaande uit losse items van de schoolleeftijd-versie van de Child Behavior Checklist (CBCL) – om te kunnen screenen voor ASS. Tot slot werd onderzocht of het mogelijk is om een juist transdiagnostische (en gepersonaliseerde) Sociale Vaardigheidstraining (SoVa-training) te geven aan een groep kinderen en hun ouders.

De resultaten van dit proefschrift laten zien dat er sprake is van zowel “convergence” als “divergence”. Het bleek dat schoolgaande kinderen met ASS en met ADHD, statistisch gezien, van elkaar onderscheiden kunnen worden op basis van de kernsymptomen. Vanuit een klinisch perspectief werd echter gezien dat veel kinderen met ASS ook ADHD-gerelateerde problemen hadden – en vice versa. Beide groepen hadden relatief veel comorbide problemen, hoewel kinderen met ASS hier meer last van hadden. Wat betreft ouders werden nauwelijks verschillen tussen de ASS- en ADHD-groep gevonden. Daarnaast bleek dat zowel de soorten als het aantal uren ontvangen behandeling grotendeels gelijk was voor (ouders van) kinderen met ASS en (ouders van) kinderen met ADHD. Ook leken beide groepen evenveel te profiteren van deze behandeling. Verder laten de huidige resultaten zien dat de ontwikkelde ASS-subschaal hetzelfde screeningspotentieel had als de bestaande DSM-georiënteerde subschalen ontwikkeld door ASEBA (de ontwikkelaar van de CBCL). Tot slot waren de effecten van de SoVa-training veelbelovend, wat de uitvoerbaarheid van de interventie bevestigd. Verder onderzoek (op grotere schaal) is echter nodig om uitspraken te kunnen doen over de effectiviteit. Gezien de resultaten van dit proefschrift en de voor- en nadelen van classificaties zoals ASS en ADHD, resteert de vraag of diagnostiek en behandeling in de toekomst wellicht vanuit een gecombineerd of meer trans-diagnostisch perspectief kunnen worden benaderd.